De Verenigde Advies- en Onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de justitie heeft me in een brief van 7 juni geinformeerd dat ze niet over de nuttige informatie beschikt om de audit voor te bereiden van het human ressourcesmanagement die ze wilde uitvoeren in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel wegens het gebrek aan medewerking van de voorzitter van die rechtbank.
Die informatie werd mij bezorgd overeenkomstig artikel 259bis-19, §2bis van het Gerechtelijk Wetboek. Die bepaling voorziet erin dat de Hoge Raad voor de Justitie het gebrek aan medewerking van een magistraat ter kennis brengt van de bevoegde tuchtoverheden met het verzoek te onderzoeken of een tuchtprocedure moet worden ingesteld. Hij deelt dit terzelfder tijd mee aan de Minister van Justitie. De Hoge Raad voor de Justitie heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep op de hoogte gebracht van het gebrek aan medewerking.
Op 4 februari had ik de Hoge Raad voor de Justitie gevraagd om een audit te organiseren met als doel via een analyse van de relevante aspecten, aanbevelingen te formuleren die de werking van de rechtbank optimaliseren, in het bijzonder over de werking van het directiecomité, de doorstroming van informatie over wervingsmogelijkheden, initiatieven voor de ontwikkeling van de loopbaan van magistraten en personeel, en de evenredige verdeling van de werklast en human ressources over de rechtbanksecties.
Daarop heeft de Verenigde Advies- en Onderzoekscommissie, verder de commissie genoemd, ambtshalve beslist een audit uit te voeren naar het humanressourcesmanagement. Meer specifiek wilde de commissie nagaan of de rechtbank beschikt over
- een strategische visie over human ressources,
- een proces van personeelsplanning
- een proces voor doorstroming van informatie over werving en mobiliteit
- een proces voor ontwikkeling van de compenties
- een proces voor de ontwikkeling van de loopbaan
De commissie richte op 1 maart een brief aan de voorzitter van de rechtbank voor inlichtingen die nodig waren om de audit voor te bereiden. Maar de brief bleef zonder gevolg. Na een tweede brief zonder antwoord, volgde op 12 april een overleg tussen rechtbankvoorzitter Luc Hennart, de voorzitter van de commissie, de heer Eric Staudt, en twee auditeurs. Volgens de Hoge Raad deelde de voorzitter daar mee niet te willen meewerken aan de audit.Hij wilde meewerken aan een audit die de echte problemen van de rechtbank zou onderzoeken”.
De commissie hield echter vast aan de scope van zijn audit. Na een herhaalde vraag van de commissie naar de gevraagde informatie, bezorgde devoorzitter haar op 21 april een aantal stukken. Die enkel informatie bevatten over het gerechtspersoneel, niet over de magistraten.In een begeleidende brief vindt de voorzitter het ‘niet onbeduidend’ dat de commissie “het niet nuttig vond om hem te ontmoeten om samen het kader van onze werkzaamheden te definieren”.
Als de commissie op 27 april opnieuw vraagt àlle stukken te mogen ontvangen, waarbij ze aan de voorzitter benadrukt dat de stukken precies moeten toelaten een volledig beeld te krijgen van personeelstoestand in de rechtbank, antwoordt de voorzitter op 12 mei dat ze verwijderd zijn van “de audit die mogelijk maakt om de situatie waarmee de rechtbank te maken heeft, te objectiveren” en dat het “beter is om het op dit ogenblik daarbij te laten”.
De voorzitter van de Franstalige rechtbank heeft eind januari in de media verklaard vragende partij te zijn voor een audit. Vrijdag jongstleden zou de voorzitter volgens bepaalde media herhaald hebben een audit te aanvaarden “op voorwaarde dat deze ernstig is”.
De commissie van haar kant stelt nochtans dat zij net alle informatie heeft opgevraagd omtrent magistratuur en gerechtspersoneel zodat zij de audit in de rechtbank in de beste omstandigheden kan voorbereiden. Volgens de commissie zou de audit er trouwens toe leiden de toestand van het personeelsbestand bij de rechtbank te onderzoeken en bijgevolg te objectiveren.
De Hoge Raad voor de Justitie heeft reeds 15 audits uitgevoerd, waaronder bij het parket, de politierechtbank en politieparket, de rechtbank van koophandel van Brussel en twee keer bij het hof van beroep te Brussel. De verslagen van die audits worden gepubliceerd op de website van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft dus enige ervaring met audits.
De Hoge Raad baseert zich op de methodologie van de interne audit, hetgeen betekent dat de audit wordt uitgevoerd op basis van een onafhankelijke, objectieve, systematische en methodologische aanpak, met als doel processen en structuren te verbeteren, niet om personen te evalueren. Maar dat betekent echter niet dat een audit in alle onafhankelijkheid moet gebeuren en de leidinggevende van de geauditeerde dienst geen beslissingsbevoegdheid heeft over de omvang en gebied van de audit.
Net omdat de audit onafhankelijk dient te gebeuren door een onafhankelijk orgaan dat de Hoge Raad is, is het niet aangewezen dat de minister van Justitie daarin verdere stappen zou zetten.
Het gebrek aan medewerking is geheel conform het Gerechtelijk Wetboek door de Hoge Raad voor de Justitie overgemaakt aan de tuchtoverheid. De minister van Justitie heeft in de tuchtprocedure bij de magistratuur van de zetel geen enkele bevoegdheid. Het tuchtrecht ten aanzien van een voorzitter van een rechtbank behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de eerste voorzitter van het hof van beroep.
Op grond van artikel 259bis-19, §2bis, laatste lid, zal de tuchtoverheid de Hoge Raad op een met redenen omklede wijze in kennis stellen van het gevolg dat aan de overmaking van het dossier is gegeven.
Ik verwijs tot slot naar uw voorstel voor een wettelijk initiatief om de Hoge Raad meer slagkracht te geven. Het is inderdaad nuttig te onderzoeken welke middelen er eventueel bijkomend nodig om de Hoge Raad toe te laten zijn wettelijke onderzoeks- en auditbevoegdhedenuit te oefenen.